Richtlijnen voor installatie en onderhoud

Bij het ontwerp en de installatie van luchtfilters en afzuig- en uitlaatsystemen is het belangrijk om er rekening mee te houden dat inspectie en onderhoud regelmatig nodig zijn. Om een optimale technische en hygiënische werking van de filters te garanderen, kunt u de inspectie het beste door interne of externe vakkrachten laten uitvoeren.

Regelt u zelf het onderhoud en de inspectie? Laat u dan in de eerste plaats leiden door de nieuwe ISO 16890 standaard en door de normen EN 13779, VDI 6022-2 (2006) en VDI 3802 (2002).

Belangrijke aandachtspunten

Bij de inspectie en het onderhoud van luchtfilters en afzuig- en uitlaatsystemen zijn er een aantal belangrijke aandachtspunten. De belangrijkste zetten we hieronder graag voor u op een rijtje: 

  • De eerste filtertrap moet zo dicht mogelijk bij de toevoerlucht of mengkamer zijn geïnstalleerd. Plaats bij een zeer hoge stofbelasting een extra filtertrap voor de buitenluchtaanzuiging.
  • De tweede filtertrap is het laatste element van de luchtbehandeling. Gebruikt u v-snaar aangedreven ventilatoren? Dan moet de tweede filtertrap altijd zijn geïnstalleerd.
  • De filtersectie moet goed toegankelijk zijn voor visuele inspectie en om filterelementen te kunnen vervangen. Vanaf 1,3 m met binnenverlichting en vanaf 1,6 m met tweezijdige toegang (voor en achter het filter).
  • Filterelementen moeten vanaf de vuile luchtzijde worden geïnstalleerd en gewisseld.
  • Een luchtdichte afdichting moet gegarandeerd zijn, let ook op de EN 1886 standaard. Gebruik alleen filterframes met gesloten celafdichtingen.
  • De luchtdoorstroming in filters moet gelijkmatig verlopen om drukstoten en dwarsstroming te vermijden.
  • Bij zakkenfilters moeten de zakken in verticale positie worden geïnstalleerd om vervuiling en doorweking op de bodem van de installatie te vermijden.
  • De installatie moet een aanwijzende verschildrukmanometer – dus geen vloeistofmanometer – en een bedrijfsurenteller hebben.
  • Gebruik om doorweking en microbiologische aangroei te voorkomen, voorzieningen die de relatieve vochtigheid (RV) controleren. Ook voor de tweede trap geldt dat de RV < 90% moet zijn.
  • Voor warmtewielen en filters in de retourlucht moet dezelfde filterklasse als in de toevoerlucht worden gebruikt.
  • De eindweerstand van de filtersectie dient te worden bepaald uit energetische overwegingen (LCC en LCA) en de beschikbare opvoerhoogte van de ventilator.
  • Elke filtersectie moet aan de buitenzijde duidelijk zijn voorzien van gegevens over:
    • de luchtvolumestroom van de installatie (niet van de filters)
    • het aantal filters
    • de filterklasse
    • de filterafmetingen
    • de aanbevolen eindweerstand van de filterinstallatie (niet van de filters)